ZWOLLE - Gégé Callenbach maakt in zijn boek ‘Stevichheit om te leren gaen. De stedelijk Zwolse weeshuizen tussen 1550 en 1970’ duidelijk dat de stad Zwolle vanaf de 16e eeuw goed heeft gezorgd voor haar weeskinderen.
Vanaf 1550 had Zwolle een weeshuis voor kinderen van burgers. Vanaf 1670 was er ook een tweede huis voor armere Zwolse wezen. Het oppertoezicht over beide huizen lag bij het stadsbestuur. Callenbach gaat in op de organisatie ervan, het pedagogische klimaat, de gang van zaken en de manier waarop het gemeentebestuur en het weeshuisbestuur met elkaar omgingen. Tot slot vertelt hij hoe het vermogen van de vroegere weeshuizen nu nog wordt ingezet voor Zwolse jeugd en jongeren tot 25 jaar.
Onderzoek
Het boek is het resultaat van een jarenlang archiefonderzoek in het Historisch Centrum Overijssel. In zijn Erfgoedlezing in april 2019 heeft Callenbach al duidelijk gemaakt hoe goed de Zwolse weeskinderen in de stedelijke weeshuizen voorbereid werden op hun zelfstandige rol in de Zwolse samenleving. Ze kregen een goede kans door het onderwijs in het huis en door hun opleiding: jongens in een ambacht en meisjes voor het huishouden.
Groei
Als het enigszins kon, werden wezen in de 16e tot en met de 20e eeuw in eigen kring opgevangen. Er zijn geen gegevens bekend over de aantallen. Maar die opvang lukte lang niet altijd, en zeker niet in tijden van sociaaleconomische malaise, oorlogsdreiging en bij epidemieën (in de 17e eeuw van de pest, in de 18e eeuw van dysenterie en in de 19e eeuw van cholera). In die periodes ziet Callenbach een duidelijke groei van het aantal kinderen dat naar het weeshuis gaat, en zeker van kinderen uit armere wijken.
Giften
Toen de twee weeshuizen uit de 16e en 17e eeuw in 1795 werden samengevoegd, werd de gang van zaken in het Burgerweeshuis de norm. Dat geeft aan hoe Zwolle voor haar weeskinderen niet koos voor het minimale. Inwoners en stadsbestuur hebben in de 16 tot en met de 18e eeuw er met elkaar voor gezorgd dat de weeshuizen hun werk konden doen. Het Burgerweeshuis kreeg zoveel giften en legaten dat het daardoor opgebouwde vermogen voldoende was voor de exploitatie. Het weeshuis voor niet-burgerkinderen kon zijn exploitatie volhouden dankzij collectes onder inwoners en bijdragen uit de stadskas.
Vermogen
Het samengevoegde weeshuis dat vanaf het begin van de 19e eeuw in de volksmond bekend was als ‘Hervormd Weeshuis’ had aan het vermogen (landbezit en kapitaal) van de vroegere weeshuizen voldoende om te kunnen blijven functioneren. De maatschappelijke veranderingen in de loop van de 20 eeuw maakten het voortbestaan van weeshuizen steeds lastiger: in Zwolle werd het Hervormd Weeshuis in 1953 gesloten. De kinderen werden voortaan opgevangen in pleeggezinnen.